top of page
Foto van schrijverESG-team

De nieuwe richtlijn inzake milieucriminaliteit



De nieuwe richtlijn inzake milieucriminaliteit is op 20 mei 2024 in werking getreden. Deze Richtlijn heeft als doel het ondersteunen van de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht. De nieuwe richtlijn vervangt de richtlijn inzake milieucriminaliteit uit 2008.

Uit de evaluatie van de Richtlijn uit 2008 bleek dat deze een aantal beperkingen en tekortkomingen bevatte. De opgelegde sancties waren te laag om afschrikkend te werken, het aantal succesvolle onderzoeken naar en vervolgingen van milieucriminaliteit bleef erg laag, de handhaving van milieucriminaliteit liet te wensen over en er was onduidelijkheid over de in de Richtlijn opgenomen definities. De Commissie heeft op basis van de gevonden beperkingen en tekortkomingen besloten de Richtlijn te herzien.


Nieuwe strafbare feiten


De richtlijn breidt de al bestaande lijst met als misdrijven geldende gedragingen uit. Deze nieuwe misdrijven moeten ook in de nationale wetgeving van lidstaten worden opgenomen.


Aan de lijst zijn de volgende delicten toegevoegd:


  • Scheepsrecycling op andere dan de in artikel 6, lid 2, punt a) van de Scheepsrecyclingverordening[1] voorgeschreven wijze.

  • Het onttrekken van oppervlaktewater of grondwater in de zin van de Kaderrichtlijn Water[2], indien door dergelijke gedragingen aanzienlijke schade aan de ecologische toestand of het ecologisch potentieel van oppervlaktewaterlichamen of aan de kwantitatieve toestand van grondwaterlichamen wordt veroorzaakt dan wel dreigt te worden veroorzaakt;

  • De vervaardiging, het gebruik, de opslag, de invoer of de uitvoer van kwik, kwikverbindingen, mengsels van kwik en kwikhoudende producten, indien dergelijke gedragingen niet in overeenstemming zijn met de voorschriften van de Kwikverordening[3], en de dood van of ernstig letsel aan personen, dan wel aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, bodem of water of aan een ecosysteem, dieren of planten veroorzaken dan wel dreigen te veroorzaken;

  • Het in de Unie in de handel brengen, het op de markt van de Unie aanbieden of het uitvoeren uit de markt van de Unie van desbetreffende grondstoffen of desbetreffende producten, in strijd met het verbod van artikel 3 van de Ontbossingsverordening[4], tenzij die gedragingen betrekking hebben op een verwaarloosbare hoeveelheid; Relevante grondstoffen en relevante producten mogen niet in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd, tenzij aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

    • zij zijn ontbossingsvrij;

    • zij zijn geproduceerd overeenkomstig de relevante wetgeving van het land van productie, en

    • zij gaan vergezeld van een zorgvuldigheidsverklaring.


Ook worden lidstaten verplicht “gekwalificeerde overtredingen” vast te stellen. Dit houdt in dat er zwaardere straffen gelden als een van de in de Richtlijn opgenomen overtredingen leidt tot wijdverspreide en aanzienlijke schade die langdurig of onomkeerbaar is aan een ecosysteem van aanzienlijke omvang of milieuwaarde of een beschermde habitat, of als de overtreding leidt tot wijdverspreide en aanzienlijke schade die onomkeerbaar of langdurig is aan de kwaliteit van lucht, bodem of water.


Afschrikwekkende sancties


De Richtlijn schrijft soorten en hoogtes van sancties voor die kunnen worden opgelegd aan natuurlijke en rechtspersonen. De Richtlijn schrijft een minimale straf voor die op een bepaald delict moet staan, maar het is lidstaten ook toegestaan hogere straffen te op te leggen dan voorgeschreven.


Delicten die de dood van een persoon tot gevolg hebben dragen een maximumgevangenisstraf van ten minste 10 jaar. Gekwalificeerde misdrijven kunnen worden bestraft met een maximum gevangenisstraf van ten minste 8 jaar, en andere misdrijven met een lagere maximum gevangenisstraf van ten minste 5 jaar, met als laagste misdrijf een maximum gevangenisstraf van 3 jaar. Aan rechtspersonen kunnen boetes opgelegd worden van 3% van hun jaarlijkse wereldwijde omzet of een bedrag van of €24 miljoen. Voor zwaardere delicten gelden boetes van 5% van hun jaarlijkse wereldwijde omzet of €40 miljoen. Daarnaast dienen lidstaten ervoor te zorgen dat uitlokking van en medeplichtigheid aan het plegen van strafbare feiten genoemd in de richtlijn ook strafbaar worden gesteld.


Ook moeten lidstaten zorgen dat er verdere sancties kunnen worden opgelegd aan zowel natuurlijke- als rechtspersonen. Dit zijn sancties zoals:


  • De verplichting voor de overtreder om het milieu te herstellen of de schade te compenseren;

  • Uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering; of

  • Het intrekken van vergunningen of autorisaties.


Opvallend is dat naast bedrijven, natuurlijke personen ook harder gestraft kunnen worden. Dit moet gaan leiden tot een sterkere afschrikkende werking voor zowel de ondernemingen als hun bestuurders.


Verduidelijking belangrijke termen


De richtlijn verduidelijkt ook een aantal termen, namelijk: “aanzienlijke schade”, wanneer gedrag “waarschijnlijk” schade veroorzaakt en of een hoeveelheid “verwaarloosbaar” of “niet-verwaarloosbaar” is.


  • Aanzienlijke schade: de lidstaten zorgen ervoor dat bij de beoordeling of de schade of waarschijnlijke schade aanzienlijk is, rekening wordt gehouden met een of meer van de volgende elementen, voor zover van toepassing:

    • de referentietoestand van het getroffen milieu;

    • de vraag of de schade van lange, middellange of korte duur is;

    • de omvang van de schade; en

    • de omkeerbaarheid van de schade.

  • Gedragingen die “waarschijnlijk” schade veroorzaken: de lidstaten zorgen ervoor dat bij de beoordeling of gedrag schade kan veroorzaken aan de lucht- of bodemkwaliteit, de waterkwaliteit of -toestand, een ecosysteem, dieren of planten, in voorkomend geval rekening wordt gehouden met een of meer van de volgende elementen:

    • De gedraging heeft betrekking op een activiteit die als risicovol of gevaarlijk voor het milieu of de menselijke gezondheid wordt beschouwd, en vereist een vergunning die niet werd verkregen of nageleefd;

    • De mate waarin een regelgevingsdrempel, waarde of een andere verplichte parameter die is vastgelegd in:

    • Unierecht dat bijdraagt tot het nastreven van een van de doelstellingen van het milieubeleid van de Unie zoals bepaald in artikel 191, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de EU (het “VWEU”); of

    • nationale wetgeving die bedoeld is om hetzelfde ten uitvoer te leggen,

    • of een afgegeven vergunning voor de betreffende activiteit wordt overschreden; en

    • of het materiaal of de stof als gevaarlijk, gevaarlijk of anderszins als schadelijk voor het milieu of de menselijke gezondheid is ingedeeld.

  • Of een hoeveelheid “verwaarloosbaar” of “niet-verwaarloosbaar” is: de lidstaten zorgen ervoor dat bij de beoordeling of een hoeveelheid “verwaarloosbaar” of “niet-verwaarloosbaar” is, rekening wordt gehouden met een of meer van de volgende elementen, voor zover relevant:

    • Het aantal betrokken artikelen;

    • De mate waarin een in de EU-wetgeving vastgestelde drempelwaarde, waarde of andere verplichte parameter die bijdraagt tot het nastreven van de doelstellingen van de EU-wetgeving bijdraagt tot het nastreven van de doelstellingen van de EU

    • Unierecht dat bijdraagt tot het nastreven van een van de doelstellingen van het milieubeleid van de Unie als bedoeld in artikel 191, lid 1, VWEU; of

    • Nationale wetgeving die bedoeld is om hetzelfde ten uitvoer te leggen,

    • De staat van instandhouding van de betrokken dier- of plantensoorten; en

    • De kosten van het herstel van het milieu, indien het haalbaar is die kosten te ramen.


Handhavingsinstrumenten


De overwegingen van de richtlijn bevatten belangrijke aanwijzingen die de lidstaten helpen te begrijpen wat nodig is om hun handhavingsverplichtingen uit hoofde van de richtlijn na te komen:


  • Om een succesvolle handhaving van het milieustrafrecht te garanderen, moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten doeltreffende onderzoeksinstrumenten voor milieudelicten ter beschikking stellen, zoals die welke krachtens hun nationale recht ter beschikking staan voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit of andere ernstige strafbare feiten, indien en voor zover het gebruik van die instrumenten passend is en in verhouding staat tot de aard en de ernst van de strafbare feiten, zoals bepaald in het nationale recht.

  • Personen die milieudelicten aangeven, alsmede personen die hun medewerking verlenen met betrekking tot de handhaving van dergelijke delicten, moeten de nodige steun en bijstand krijgen in het kader van de strafprocedure, zodat zij niet benadeeld worden als gevolg van hun medewerking, maar ondersteund en bijgestaan worden.

  • Aangezien het milieu zichzelf niet als slachtoffer kan vertegenwoordigen in strafprocedures, moeten leden van het betrokken publiek met het oog op effectieve handhaving de mogelijkheid hebben om namens het milieu op te treden als een openbaar goed, in overeenstemming met het nationale recht en met inachtneming van de relevante procedurele regels.

  • Het gebrek aan middelen en handhavingsbevoegdheden voor nationale autoriteiten die milieumisdrijven opsporen, onderzoeken, vervolgen of berechten, vormt een belemmering voor het effectief voorkomen en berechten van die misdrijven. Met name het gebrek aan middelen kan ertoe leiden dat de autoriteiten geen actie ondernemen of hun handhavingsacties beperken, waardoor daders hun aansprakelijkheid kunnen ontlopen of een straf krijgen die niet in verhouding staat tot de ernst van het strafbare feit. Daarom moeten minimumcriteria inzake middelen en handhavingsbevoegdheden worden vastgesteld.

  • De doeltreffende werking van de handhavingsketen hangt af van een reeks gespecialiseerde vaardigheden. Om het professionalisme en de doeltreffendheid van de handhavingsketen te maximaliseren, moeten de lidstaten met name overwegen om gespecialiseerde onderzoekseenheden, openbare aanklagers en rechters aan te wijzen voor de behandeling van milieustrafzaken. Algemene strafgerechten zouden kunnen voorzien in gespecialiseerde kamers van rechters.

  • Om te zorgen voor een effectief, geïntegreerd en samenhangend handhavingssysteem dat bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen omvat, moeten de lidstaten de interne samenwerking en communicatie organiseren tussen al hun bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving, met inbegrip van alle autoriteiten die preventieve, strafrechtelijke en corrigerende taken vervullen.

  • Om de in de richtlijn omschreven milieudelicten doeltreffend te kunnen aanpakken, is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten in de lidstaten nauwkeurige, consistente en vergelijkbare statistische gegevens over die delicten verzamelen. De lidstaten moeten derhalve zorgen voor een adequaat systeem voor het registreren, produceren en doorsturen van bestaande statistische gegevens over de in deze richtlijn omschreven strafbare feiten. Die statistische gegevens moeten door de lidstaten worden gebruikt ten behoeve van de strategische en operationele planning van handhavingsactiviteiten, om de omvang van en de tendensen in milieudelicten te analyseren en om de burgers te informeren. De lidstaten dienen de Europese Commissie relevante statistische gegevens over milieucriminaliteit te verstrekken, die worden ontleend aan gegevens die reeds op centraal of gedecentraliseerd niveau binnen de gehele lidstaat bestaan. De Europese Commissie dient de resultaten van haar beoordeling op basis van de door de lidstaten verstrekte statistische gegevens regelmatig te evalueren en in een verslag bekend te maken.


De lidstaten hebben 2 jaar de tijd om de richtlijn om te zetten vanaf het moment van inwerkingtreding. Ook dienen de lidstaten een nationale strategie voor de bestrijding van strafrechtelijke milieudelicten op te stellen en moeten zij die uiterlijk op 21 mei 2027 bekend maken.


De Europese Unie is duidelijk druk bezig met het verder ontwikkelen van het milieustrafrecht. De verduidelijkte en bredere strafbaarstelling, hogere sancties en de toevoeging van meer handhavingsinstrumenten en het instellen van een zorgplicht moeten er toe gaan dienen dat milieucriminaliteit vaker en effectiever aangepakt kan worden.


Aansprakelijkheid voor schade aan het milieu zal niet langer afgewenteld kunnen worden met vergunningen. De werkelijke effecten van de Richtlijn zullen de aankomende jaren duidelijker worden maar het zal voor aankomende strafzaken, zoals die naar aanleiding van de aangifte tegen chemiebedrijf Dupont/Chemours, hopelijk een groot verschil gaan maken.




Voetnoten

[1] Verordening (EU) nr. 1257/2013 

[2] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad

[3] Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad

[4] Verordening (EU) 2023/1115


Comments


bottom of page