De Hoge Raad heeft de zaak Didam beoordeeld op basis van art. 3:14 BW en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het Europese aanbestedingsrecht, mededingingsrecht en staatssteunrecht, zijn maar beperkt aan de orde gekomen.
De casus Didam vertoont grote gelijkenissen met die van Vathorst en Roanne. De Hoge Raad komt met ‘een passende mate van openbaarheid‘ afleidend uit het gelijkheidsbeginsel op grond van artikel 3:14 BW tot eenzelfde uitkomst als het Hof van Justitie in de arresten Roanne en Muller.
Marktpartijen, overheden en beroepsorganisaties zullen zich moeten heroriënteren. Niet alleenbouwclaims, unsolicited proposals, PPSsamenwerkingen en allerhande projectontwikkelingen moeten in het licht van het Europese recht worden herbezien, maar bijvoorbeeld ook de ter consultatie voorgelegde Wet collectieve warmtevoorziening. Een uitgebreide analyse van de Didam-zaak in het licht van het Europese recht, geschreven door Mr. Alexandra Jurgens-Boot, is te lezen in het aprilnummer van het tijdschrift Bouwrecht van WoltersKluwer (BR 2022/24).
Lees hier het hele artikel: https://www.navigator.nl/document/id7a106379a4d74203b5b9608f5e65afd0/bouwrecht-gelijke-kansen-voor-gronduitgifte-van-roanne-naar-didam
Mocht u vragen hebben, neem dan contact met ons op: https://lnkd.in/dfRSytRz
Comments